Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

14. (Terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van vaste activa/ verlieslatende contracten

Gezien de substantiële impact van corona op de reizigersopbrengsten heeft de Groep vastgesteld dat er indicatoren zijn voor (terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van activa van een aantal kasstroom genererende eenheden (KGE) van de Groep. Allereerst zijn de verschillende KGE vastgesteld door de Groep, waarna de activa van deze KGE zijn beoordeeld op mogelijke bijzondere waardevermindering. Vervolgens is beoordeeld of, naast de mogelijk te verantwoorden bijzondere waardevermindering, de vorming van een voorziening voor verlieslatende contracten noodzakelijk was.

De realiseerbare waarde van de KGE is vervolgens vastgesteld op basis van de hoogste van bedrijfswaarde of reële waarde minus verkoopkosten. De bedrijfswaarde is bepaald door discontering van de verwachte kasstromen per balansdatum.

De disconteringsvoet is vastgesteld na belastingen op basis van de rentevoet van overheidsobligaties die zijn uitgegeven door de meest kredietwaardige overheid in de relevante markt en in dezelfde valuta als de kasstromen, gecorrigeerd voor een risicopremie om zowel het verhoogde risico van een belegging in aandelen in het algemeen als het risico van de specifieke KGE weer te geven.

Per land is de volgende disconteringsvoet na belastingen gehanteerd:

 

31 december 2021

31 december 2020

Nederland

5,2%

5,0%

Verenigd Koninkrijk

6,0%

6,3%

Duitsland

n.v.t.

1,9%

De beoordeling heeft per saldo geleid tot terugnemingen van bijzondere waardeverminderingen.

(Terugnemingen van) bijzondere waarderverminderingen 2021

(in miljoenen euro's)

Nederland

Verenigd
Koninkrijk

Duitsland

Totaal 2021

Materiële vaste activa

-

-96

-

-96

Immateriële vaste activa

-

-2

-

-2

Gebruiksrechten vaste activa

-

13

-

13

Vorderingen

-

5

-

5

Totaal

-

-80

-

-80

     

Bijzondere waardeverminderingen 2020

(in miljoenen euro's)

Nederland

Verenigd
Koninkrijk

Duitsland

Totaal 2020

Materiële vaste activa

1.376

95

3

1.474

Immateriële vaste activa

136

8

4

148

Gebruiksrechten vaste activa

50

-

61

111

Vorderingen

-

112

-

112

Totaal

1.562

215

68

1.845

Duitsland is tot 30 juni 2021 in de consolidatiekring opgenomen. Tot 30 juni 2021 hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de verantwoorde bijzondere waardeverminderingen. Er is derhalve geen sprake van (terugneming van) bijzondere waardeverminderingen in 2021.

In Nederland is eveneens geen sprake van (terugneming van) bijzondere waardeverminderingen in 2021.

In het Verenigd Koninkrijk is in 2021 een bijzondere waardevermindering verantwoord van € 21 miljoen (€ 3 miljoen materiële vaste activa, € 13 miljoen op gebruiksrechten vaste activa en € 5 miljoen op vorderingen). Dit bedrag is in bovenstaande tabel gesaldeerd met de verantwoorde terugnames van bijzondere waardeverminderingen. Per saldo is sprake van een terugname van € 80 miljoen in 2021.

Nederland

De coronacrisis heeft de Groep in 2020 genoodzaakt de analyse uit te voeren of sprake is van een bijzondere waardevermindering. Dit heeft ultimo 2020 geleid tot een bijzondere waardevermindering van € 1.562 miljoen. Deze bijzondere waardevermindering is lineair toegerekend aan alle vaste activa. In 2021 is als gevolg van de bijzondere waardevermindering een bedrag van € 149 miljoen minder afgeschreven in vergelijking met de situatie voor deze bijzondere waardevermindering, leidend tot een netto effect van € 1.413 miljoen.

Als gevolg van de gewijzigde uitgangspunten op het gebied van toegezegde BVOV en inschattingen van de reizigersprognoses is er een trigger om de bijzondere waardevermindering ultimo 2021 te herbeoordelen. Er heeft ultimo 2021 een waardeverminderingstoets plaatsgevonden op basis van het meest waarschijnlijke scenario. Zowel ultimo 2020 als ultimo 2021 is de waardeverminderingstoets uitgevoerd op basis van de volgende uitgangspunten:

  • voor Nederland is het Hoofdrailnet (HRN) contract als één kasstroom genererende eenheid aangemerkt;

  • het HRN contract heeft een looptijd tot eind 2024;

  • de reële waarde van de betreffende activa is niet betrouwbaar vast te stellen gezien de sterke verbondenheid van de activa met het HRN contract, de treinen specifiek zijn geproduceerd voor het Nederlandse spoor en geen actieve markt bestaat voor deze specifieke treinen.

Ultimo 2021 zijn daarnaast de volgende belangrijke assumpties gehanteerd:

  • verwachte inkomsten uit reizigersvervoer over de resterende contractduur; waarbij in 2024 een herstel is verondersteld tot 90% van het niveau van 2019, het niveau van voor corona. De ontwikkeling van reizigersvervoer is onder andere afhankelijk van macro-economische factoren zoals economische groei, congestie en ontwikkelingen in reisgedrag;

  • de inkomsten uit reizigersvervoer zijn mede afhankelijk van de keuzes ten aanzien van de dienstregeling, die worden afgestemd met het ministerie I&W;

  • voortzetting van het huidige OV studentenkaart contract;

  • een beschikbaarheidsvergoeding tot en met 31 augustus 2022, waarmee grote risico’s met betrekking tot inkomsten uit reizigersvervoer voor de eerste 8 maanden van 2022 grotendeels worden gemitigeerd. Voor de eerste 8 maanden van 2022 is € 613 miljoen aan beschikbaarheidsvergoeding geprognosticeerd. Voor de periode daarna (1 september 2022 tot en met 31 december 2024) is gezien de huidige prognoses verondersteld dat een ondersteuning in de vorm van een beschikbaarheidsvergoeding beschikbaar zal zijn. Dit standpunt wordt mede ondersteund door de kamerbrief van ministerie van I&W van 16 december 2021. Er is een bedrag van € 416 miljoen ingerekend over de periode 1 september 2022 tot en met 31 december 2024;

  • inschattingen ten aanzien van uitkomsten van het passend maken van de organisatie aan de lagere reizigersopbrengsten met daaraan gerelateerde kostenbesparingen en reductie van investeringen;

  • in juni 2020 heeft het ministerie van I&W het voornemen bekend gemaakt om de concessie vanaf 2025 onderhands aan NS te gunnen. Dit is in september 2020 door de Tweede Kamer bevestigd. De looptijd en de voorwaarden van de concessie zijn nog niet bekend en in 2022 volgt het programma van eisen en de (ontwerp-)concessie. Voor de periode na 2024 is verondersteld dat gunning van het hoofdrailnet contract plaats zal vinden onder voorwaarden waarbij NS de ‘cost of capital’ kan verdienen.

De sensitiviteit van de vermogenskostenvoet en herstel van reizigersopbrengsten/BVOV is als volgt:

  • stijging/daling van de vermogenskostenvoet met 1 procentpunt heeft een positief/negatief effect van circa € 100 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;

  • lagere reizigersopbrengsten in de jaren worden volledig opgevangen door een hogere BVOV; 

  • stijging/daling van BVOV met 1 procentpunt over de periode 1 september 2022 tot en met 31 december 2024 heeft een positief/negatief effect op de bijzondere waardevermindering van circa € 10 miljoen. 

De Groep merkt hierbij op dat de onderliggende analyses aanzienlijke schattingsonzekerheden bevatten, waarbij deze onzekerheden vergroot zijn door onzekerheden hoe en wanneer de Nederlandse economie zich zal herstellen van corona, de blijvende impact op het reizigersgedrag en de wijze waarop OV-bedrijven in de toekomst zullen worden ondersteund. De realisatie kan afwijken waardoor de bijzondere waardevermindering in de toekomst wellicht aangepast moet worden met een positief of negatief resultaatseffect.

De herbeoordeling per 31 december 2021 heeft niet geleid tot een aanpassing van de verantwoorde bijzondere waardevermindering. Ultimo 2021 is een bedrag van € 1.413 miljoen als bijzondere waardevermindering verantwoord.

De in 2020 verantwoorde bijzondere waardeverminderingen zijn naar rato in mindering gebracht op de boekwaardes van de activa van het HRN. De herziene boekwaardes worden over de resterende levensduur van de activa afgeschreven.

Er hebben zich geen bijzondere waardeverminderingen voorgedaan bij de overige activiteiten in Nederland (Stationsontwikkeling en -exploitatie).

Abellio Verenigd Koninkrijk

De coronaviruspandemie in maart 2020 resulteerde in een majeure daling van de reizigersinkomsten. De bestaande spoorwegconcessiecontracten in het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Merseyrail, zijn met ingang van 1 maart 2020 vervangen door noodovereenkomsten op korte termijn (EMA).

Met betrekking tot de drie Abellio Dft-Concessies zijn de EMA's op 20 september 2020 vervangen door overeenkomsten inzake noodherstelmaatregelen (ERMA's). Deze contracten variëren in lengte, afhankelijk van de exploitant, van 6 tot 18 maanden. Net als bij de EMA's worden de kosten door het Dft gedragen met een, zij het kleinere, beheersvergoeding. Voor East Midlands Railway (EMR) loopt het ERMA-contract medio oktober 2022 af, terwijl dit voor West Midlands en Greater Anglia in september 2021 is afgelopen. Deze ERMA’s zijn omgezet in zogenoemde NRC’s (onderhands gegunde contracten), onder betaling van een beëindigingsvergoeding (termination sum).

Ultimo 2020 is een bijzondere waardeverminderingstoets uitgevoerd. Bij de bijzondere waardeverminderingstoets van de vaste activa is de boekwaarde getoetst aan dan wel de bedrijfswaarde van de activa of de reële waarde minus verkoopkosten indien deze hoger is. De schatting van het management van de reële waarde van de activa ligt hoger dan de bedrijfswaarde en is daarmee de basis geweest voor de vaststelling van de bijzondere waardevermindering.

Als gevolg van afspraken in het kader van de NRC’s zijn de activa aan het eind van de oorspronkelijke concessie overgedragen aan de Dft tegen boekwaarde zonder bijzondere waardeverminderingen (West Midlands en Greater Anglia). Als gevolg hiervan zijn de bijzondere waardeverminderingen voor een bedrag van € 101 miljoen teruggenomen.

Voor ScotRail is met Transport Scotland overeengekomen om de EMA te verlengen tot en met februari 2022 en voor de periode van 1 maart tot en met 31 maart 2022 zullen additionele afspraken gemaakt worden in de vorm van een “Temporary Measures Agreement”. Deze additionele afspraken waren op 31 december 2021 nog niet bekend en zijn daarom in de herbeoordeling van de bijzondere waardevermindering conform IFRS niet meegenomen. Dit is hoofdzakelijk de reden voor het verantwoorden van een impairment van € 21 miljoen.

Waarderingsgrondslag

De boekwaarde van de vaste activa van de Groep wordt per iedere verslagdatum opnieuw bezien om te bepalen of er aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen. Indien dergelijke aanwijzingen bestaan, wordt een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde van het actief. Van goodwill en immateriële vaste activa die nog niet gebruiksklaar zijn wordt op iedere verslagdatum een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde.

Voor een actief of een kasstroomgenererende eenheid is de realiseerbare waarde gelijk aan de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het bepalen van de bedrijfswaarde wordt de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen voor belasting berekend met behulp van een disconteringsvoet voor belasting die een afspiegeling is van zowel de actuele markttaxaties van de tijdswaarde van geld als van de specifieke risico's met betrekking tot het actief. Voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen worden activa samengevoegd in de te onderscheiden groep activa die uit voortgaand gebruik kasstromen genereert die in grote lijnen onafhankelijk zijn van andere activa en groepen (de ‘kasstroomgenererende eenheid’). De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen toegerekend aan kasstroomgenererende eenheden die naar verwachting zullen profiteren van de synergievoordelen van de combinatie.

Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt opgenomen indien de boekwaarde van een actief of de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort, hoger is dan de geschatte realiseerbare waarde. Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. Bijzondere waardeverminderingsverliezen opgenomen met betrekking tot kasstroomgenererende eenheden worden eerst in mindering gebracht op de boekwaarde van eventueel aan de eenheden toegerekende goodwill, en vervolgens naar rato in mindering gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de eenheid (of groep van eenheden).

Na bijzondere waardevermindering wordt de resterende boekwaarde afgeschreven over de verwachte levensduur van het desbetreffende actief.

Met betrekking tot goodwill worden geen bijzondere waardeverminderingsverliezen teruggenomen. Voor andere activa worden in voorgaande perioden opgenomen bijzondere waardeverminderingsverliezen bij elke verslagdatum beoordeeld op indicaties dat het verlies afgenomen is of niet langer bestaat. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggenomen als de schattingen zijn veranderd aan de hand waarvan de realiseerbare waarde was bepaald. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt uitsluitend teruggenomen voor zover de boekwaarde van het actief niet hoger is dan de boekwaarde, na aftrek van afschrijvingen of amortisatie, die zou zijn bepaald als geen bijzonder waardeverminderingsverlies was opgenomen.

Toevoegen aan verslag
Print pagina