16. (Terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van vaste activa/ verlieslatende contracten
Gezien de substantiële impact van corona op de reizigersopbrengsten heeft de Groep vastgesteld dat er indicatoren zijn voor (terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van activa van een aantal kasstroom genererende eenheden (KGE) van de Groep. Allereerst zijn de verschillende KGE vastgesteld door de Groep, waarna de activa van deze KGE zijn beoordeeld op mogelijke bijzondere waardevermindering. Vervolgens is beoordeeld of, naast de mogelijk te verantwoorden bijzondere waardevermindering, de vorming van een voorziening voor verlieslatende contracten noodzakelijk was.
De realiseerbare waarde van de KGE is vervolgens vastgesteld op basis van de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. De bedrijfswaarde is bepaald door discontering van de verwachte kasstromen per balansdatum.
De disconteringsvoet is vastgesteld na belastingen op basis van de rentevoet van overheidsobligaties die zijn uitgegeven door de meest kredietwaardige overheid in de relevante markt, in dezelfde valuta als de kasstromen, gecorrigeerd voor een risicopremie om zowel het verhoogde risico van een belegging in aandelen in het algemeen als het risico van de specifieke KGE weer te geven.
Per land is de volgende disconteringsvoet na belastingen gehanteerd:
31 december 2022 | 31 december 2021 | |
Nederland | 7,0% | 5,2% |
Verenigd Koninkrijk | n.v.t. | 6,0% |
Duitsland | 7,0% | n.v.t. |
De beoordeling heeft per saldo in Nederland geleid tot terugnemingen van bijzondere waardeverminderingen.
(Terugnemingen van) bijzondere waardeverminderingen 2022 | |
(in miljoenen euro's) | 2022 |
Materiële vaste activa | -340 |
Immateriële vaste activa | -33 |
Gebruiksrechten vaste activa | -12 |
Vorderingen | - |
Totaal | -385 |
In 2021 hebben geen (terugnemingen van) bijzondere waardeverminderingen plaatsgevonden.
Nederland
De coronacrisis heeft de Groep in 2020 genoodzaakt de analyse uit te voeren of sprake is van een bijzondere waardevermindering. Dit heeft ultimo 2020 geleid tot een bijzondere waardevermindering van € 1.562 miljoen. Deze bijzondere waardevermindering is lineair toegerekend aan alle vaste activa. In 2022 is als gevolg van de bijzondere waardevermindering een bedrag van € 150 miljoen minder afgeschreven in vergelijking met de situatie voor deze bijzondere waardevermindering.
Als gevolg van de gewijzigde uitgangspunten op het gebied van toegezegde BVOV en inschattingen van de reizigersprognoses is er een trigger om de bijzondere waardevermindering ultimo 2022 opnieuw te beoordelen. Er heeft ultimo 2022 een waardeverminderingstoets plaatsgevonden op basis van het meest waarschijnlijke scenario. Zowel ultimo 2021 als ultimo 2022 is de waardeverminderingstoets uitgevoerd op basis van de volgende uitgangspunten:
-
voor Nederland is het hoofdrailnet (HRN) als één kasstroom genererende eenheid aangemerkt;
-
de huidige concessie heeft een looptijd tot eind 2024;
-
in juni 2020 heeft het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat het voornemen bekend gemaakt om de concessie vanaf 2025 onderhands aan NS te gunnen. Dit is in september 2020 door de Tweede Kamer bevestigd. In oktober 2022 heeft het ministerie het programma van eisen naar de Kamer gestuurd. In november heeft de Tweede Kamer hierover gedebatteerd met als uitkomst dat de omvang van de HRN concessie in beginsel ongewijzigd blijft. Voor de periode na 2024 is derhalve verondersteld dat gunning van het hoofdrailnet contract plaats zal vinden onder voorwaarden waarbij NS de ‘cost of capital’ kan verdienen;
-
de reële waarde van de betreffende activa is niet betrouwbaar vast te stellen gezien de sterke verbondenheid van de activa met het HRN contract, de treinen specifiek zijn geproduceerd voor het Nederlandse spoor en geen actieve markt bestaat voor deze specifieke treinen;
-
verwachte inkomsten uit reizigersvervoer over de resterende contractduur. De ontwikkeling van reizigersvervoer is onder andere afhankelijk van macro-economische factoren zoals economische groei, congestie en ontwikkelingen in reisgedrag;
-
de inkomsten uit reizigersvervoer zijn mede afhankelijk van de keuzes ten aanzien van de dienstregeling, die worden afgestemd met het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat;
-
voortzetting van het huidige OV studentenkaart contract.
Ultimo 2022 zijn daarnaast de volgende belangrijke assumpties gehanteerd:
-
inschattingen ten aanzien van uitkomsten van het passend maken van de organisatie aan de lagere reizigersopbrengsten met daaraan gerelateerde kostenbesparingen en reductie van investeringen;
-
het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat heeft voor 2023 een zogenoemd transitievangnet OV (TVOV) ter beschikking gesteld voor de gehele sector. De verwachting is dat NS aanspraak kan maken voor een bedrag van € 45 miljoen.
De sensitiviteit van de vermogenskostenvoet en herstel van reizigersopbrengsten/BVOV is als volgt:
-
stijging van de vermogenskostenvoet met 0,5 procentpunt heeft een negatief effect van circa € 26 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;
-
lagere reizigersopbrengsten van 10% in de komende jaren leiden tot een negatief effect van circa € 442 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;
-
voor de periode na 2024 is verondersteld dat gunning van het hoofdrailnet contract plaats zal vinden onder voorwaarden waarbij NS de ‘cost of capital’ kan verdienen. Een stijging/daling van de vermogenskostenvoet of hogere/lagere reizigersopbrengsten hebben geen invloed op de (terugneming van de) bijzondere waardevermindering.
De Groep merkt hierbij op dat de onderliggende analyses aanzienlijke schattingsonzekerheden bevatten. Deze onzekerheden zijn vergroot door onzekerheden ten aanzien van uiteindelijke financiële afspraken met betrekking tot de nieuwe HRN concessie. De realisatie kan afwijken, waardoor de bijzondere waardevermindering in de toekomst wellicht aangepast moet worden met een positief of negatief resultaatseffect.
De herbeoordeling per 31 december 2022 heeft geleid tot een terugneming van de verantwoorde bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 385 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door voortschrijdende inzichten ten aanzien van de reizigersprognose en additionele bijdragen van de Nederlandse overheid. Ultimo 2022 is de boekwaarde van de bijzondere waardevermindering € 879 miljoen (2021: € 1.413 miljoen).
De verantwoorde bijzondere waardeverminderingen zijn naar rato in mindering gebracht op de boekwaardes van de activa van het HRN. De herziene boekwaardes worden over de resterende levensduur van de activa afgeschreven.
Er hebben zich geen bijzondere waardeverminderingen voorgedaan bij de overige activiteiten in Nederland (stationsontwikkeling en -exploitatie) en in Duitsland.
Waarderingsgrondslag
De boekwaarde van de vaste activa van de Groep wordt iedere verslagdatum opnieuw bezien om te bepalen of er aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen. Indien dergelijke aanwijzingen bestaan, wordt een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde van het actief. Van goodwill en immateriële vaste activa die nog niet gebruiksklaar zijn wordt op iedere verslagdatum een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde.
Voor een actief of een kasstroom genererende eenheid is de realiseerbare waarde gelijk aan de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het bepalen van de bedrijfswaarde wordt de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen voor belasting berekend met behulp van een disconteringsvoet voor belasting die een afspiegeling is van zowel de actuele markttaxaties van de tijdswaarde van geld als van de specifieke risico's met betrekking tot het actief. Voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen worden activa samengevoegd in de te onderscheiden groep activa die uit voortgaand gebruik kasstromen genereert die in grote lijnen onafhankelijk zijn van andere activa en groepen (de ‘kasstroom genererende eenheid’). De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen toegerekend aan kasstroom genererende eenheden die naar verwachting zullen profiteren van de synergievoordelen van de combinatie.
Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt opgenomen indien de boekwaarde van een actief, of de kasstroom genererende eenheid waartoe het actief behoort, hoger is dan de geschatte realiseerbare waarde. Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. Bijzondere waardeverminderingsverliezen opgenomen met betrekking tot kasstroom genererende eenheden worden eerst in mindering gebracht op de boekwaarde van eventueel aan de eenheden toegerekende goodwill, en vervolgens naar rato in mindering gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de eenheid (of groep van eenheden).
Na bijzondere waardevermindering wordt de resterende boekwaarde afgeschreven over de verwachte levensduur van het desbetreffende actief.
Met betrekking tot goodwill worden geen bijzondere waardeverminderingsverliezen teruggenomen. Voor andere activa worden in voorgaande perioden opgenomen bijzondere waardeverminderingsverliezen bij elke verslagdatum beoordeeld op indicaties dat het verlies is afgenomen of niet langer bestaat. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggenomen als de schattingen zijn veranderd aan de hand waarvan de realiseerbare waarde was bepaald. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt uitsluitend teruggenomen voor zover de boekwaarde van het actief niet hoger is dan de boekwaarde, na aftrek van afschrijvingen of amortisatie, die zou zijn bepaald als geen bijzonder waardeverminderingsverlies was opgenomen.